De gelukkige aanhanger

“Goh, da’s apart zo’n karretje erachter. Leuk hoor.”

De grijze man-op-leeftijd naast me wijst naar de aanhanger om te bevestigen waar hij het over heeft. Zijn evenzo bejaarde hond snuffelt ondertussen aan mijn been. Ik lach vriendelijk. Ik ben de laatste bagage op de motor aan het binden. Mijn dag bestond dusver uit het schoonmaken van mijn hele huis voor het ontvangst van mijn gast. Ik wil eigenlijk onderuit gezakt op de bank naar iets doms op televisie kijken, maar ik kan mijn huis de komende drie maanden niet meer in. Verhuurd.

“Rijdt dat nou anders met zo’n wagentje erachter?”

De man is duidelijk niet van plan om snel door te lopen. Hij vindt het kennelijk gezellig. De hond weet dat al, die gaat er alvast bij liggen.

Ik antwoord: “Ja, het is eigenlijk net alsof je… met een aanhanger rijdt…”

De man is ongevoelig voor ironie en gaat vrolijk verder.

“Je zal het wel merken in de bochten.”

“Inderdaad…”

“Hoe hard mag je ermee?”

Nou, vooruit. Ik heb er zelf voor gekozen met een opvallende kar te gaan rijden, dan moet ik dit er voor lief bij nemen.

“Omdat het met een kruiskoppeling aan de motor vast zit, mag ik er in principe zo hard mee als ik wil. Het wordt gezien als derde wiel aan de motor, niet als aanhanger.”

Ik wil de kentekenkwestie te vermijden: “Maar je hebt wel een witte kentekenplaat, die is toch voor aanhangers?” Ik weet het ook niet precies en de regelgeving is niet heel specifiek over kleine éénwielige motoraanhangers met kruiskoppeling. Dit is mijn versie van wat legaal is. Ik denk dat weinig politieagenten goed op de hoogte zijn van de regels en anders helpt lief, blond en onwetend zijn ook altijd nog.

“Maar veel harder dan 100 km/u ga ik niet, dan gaat hij kwispelen, zoals dat heet”, vervolg ik. Ik weet pas sinds kort dat het wiebelen van de aanhanger als je harder gaat dan het ding wil ‘kwispelen’ heet. Ik overweeg om Traylor te hernoemen naar Fikkie. Traylor kwispelt al van geluk bij 100 km/u omdat hij schuiner staat dan eigenlijk moet, maar dat kon niet anders. En als Traylor kwispelt, kwispelt de hele motor mee. Niet fijn. Ik kijk naar de hond op het trottoir. Zijn staart beweegt van mijn aandachtige blik.

“Zie je wel”, zegt de man.

Ik kijk hem bevreemd aan. Heb ik iets gemist?

“Ik rij al jaren een brommer die ik zelf onderhoud. Ik rij er regelmatig mee van Amsterdam naar Zaandam. Vroeger heb ik ook motor gereden, maar dat doe ik niet meer. Veel te gevaarlijk.”

‘Oh…’ denk ik ongeïnteresseerd met lichte irritatie, maar ik slik mijn cynisme beleefd in. Ik geef de hond een aai over zijn bol en sjor daarna de laatste spanband vast. Als stille hint zet ik alvast mijn helm op. De man kijkt lachend toe, zijn ogen stralen. Ik zie hoe hij graag weer op de motor zou stappen voor verre reizen, het avontuur tegemoet met een  blonde meid als hij maar jonger was geweest. Ik vervul de dromen van anderen die het niet kunnen doen net zo goed als de mijne. Een flinke verantwoordelijkheid.

Ik lach, wens hem een fijne dag en vertrek. Hij kijkt me na, zwaait nog net niet. De hond staat alweer naast hem, klaar om naar huis te gaan. De hond is er al bijna. Ik nog niet. Ik rij met een te zwaar bepakte en dus zwaar kwispelende motor. Traylor is dus blij. En ik? Ik ben blij als ik straks met een wijntje op de bank in mijn eerste gast-thuis zit. Proost!