Tenten

Ik zit op een blauw vouwstoeltje in de linkerhoek van een voortent, aan de andere zijde bedekken natte kranten de modder. Er ligt een half open vuilniszak met resten van eten, gebruikte babydoekjes en andere ondefinieerbare items. Tussen mijn benen klem ik een opgeblazen tweepersoonsluchtbed waarvan ik het ventiel probeer te vinden. In de slaapcabine ligt nog een luchtbed, een verwarde slaapzak en een kussen met stralend witte kussensloop. Ik ben blij dat ik hier even kan zitten.

De tent klappert hevig in de wind, het achterste gedeelte met de slaapcabine is ingestort. Dit beeld en geluid zijn me inmiddels gewoon geworden. Ondanks de vergane staat van de tent voel ik me er prettig. Het geeft even beschutting van de onophoudelijk suizende wind buiten en het beeld van honderden tenten die bezwijken onder de druk van de westenwind. Mijn vermoeide rug is blij dat ik even zit, al weet ik dat dadelijk bij het opstaan mijn knieën zich zullen beklagen.
Buiten ergens tussen de tentenwoestenij zijn mijn teammaatjes. Ik zie ze niet, want in dit absurde landschap ben je alleen en verlaten, zelfs met een groep. Ik ben moe, de wind verstomd mijn zintuigen en realiteitszin. Het is een surrealistische trip waarin tenten posities aannemen die je niet voor mogelijk houdt, of gewoon domweg in zijn geheel de lucht invliegen. Ik wil iets doen om verdere schade te voorkomen, het is zonde, maar waar begin ik? Als ik één tent vast hebt, hoor ik bij de anderen ernaast de tentstokken kraken. Het is een verloren wedstrijd. We vechten stug door. Als het veld straks leeg is volgt een warme maaltijd, misschien zelfs een warme douche. En dan lekker mijn eigen tent in na een drankje met mijn strijdpartners.
Ik vouw het inmiddels lege luchtbed op en grijp de volgende uit de slaapcabine, welke daardoor compleet bezwijkt. Met het luchtbed onder mijn arm, het kussen en de slaapzak in de andere hand, kruip ik de ingestorte tent uit. Met mijn voet kan ik ook nog het stoeltje mee grissen. De wind slaat in mijn gezicht, ruist in mijn oren. Ik glimlach en vervolg gelukzalig mijn zoektocht naar luchtbedden en slaapzakken. Ik heb al tien dagen geen ander dak dan tentzeil boven mijn hoofd gehad, niet in een bed geslapen, geen laptop voor mijn neus gehad. Ik woon, werk, en leef in een mini-wereld binnen de ‘echte’ wereld – World of Music Art and Dance (WOMAD). Het is rauw, guur, vermoeiend en vies. Het is vriendelijk, vervullend, liefdevol en warm. Ik wil hier nooit meer weg.