Gezinsleven

“Ik vind haar eng.”

De eerste week breng ik door bij een goede vriendin. Haar vierjarige is net uit school en zit tegen haar moeder aangekropen aan het andere eind van de bank. Ze durft me niet aan te kijken. Ze vindt me kennelijk eng – al hebben we al tientallen keren eerder samen over de bank gerold. Nu ben ik eng. Alle begin is moeilijk. Het gebeurt me vaker dat mensen in eerste instantie niet weten wat ze met mij aan moeten.

Gelukkig breekt het ijs snel. Een uur later hangt ze ondersteboven om mijn nek. Haar broertje overdwars op mijn schoot. Zonder verdere schroom word ik opgenomen in het gezinsritme.

Ik heb er weinig moeite mee – op het vroege opstaan na. De huiselijke vriendschap is prettig. Werken met de Teletubbies op de achtergrond. Samen tot diep in de nacht aan de witte wijn en toastjes. Of ieder voor zich ontspannen op de bank verzonken in telefoons. Met zijn allen in de badkamer, de kinderen spelend onder de douche, terwijl zij mijn haren verft. Alle ups en downs van een gezinsleven passeren de revue. En ik ben er bij.

Ik ben even onderdeel van een leven dat ik ook had kunnen hebben. Wat veel mensen verwachten dat je hebt. ‘Wanneer ga je samen wonen/kinderen nemen/je settelen?’ Vragen die ik regelmatig hoor. Mijn antwoord is doorgaans een steevast ‘Ik denk nooit’ en de vragenstellers blijven verward achter.

De laatste ochtend sta ik vroeg op om de kinderen gedag te kunnen zeggen voor ze naar school gaan. De vierjarige wil niet naar school. Tranen wellen op in haar ogen terwijl ze vastgesjord wordt in de kinderstoel op de achterbank. De autodeur slaat dicht en ik hoor nog net “Ik vind Esther leuk, ze moet blijven!”

Ik slik en zwaai ze uit.