Welkom huis

Het is verdacht stil in huis. Of eigenlijk, in mij. Het huis waar ik nu ben voelt als bekend terrein. De inrichting bevalt me, ik weet hoe alles werkt, waar alles is. Logisch ook want het is mijn eigen huis. Ik woon weer thuis en het voelt alsof ik nooit ben weggeweest. Ja, kleine dingen wijzen er op dat anderen hier geleefd hebben. De handzeep is weg, het koffiezetapparaat staat op een andere plek, mijn sloffen staan in de hal.

Bovendien heb ik drie polsbandjes om mijn pols, een telefoon vol foto’s en berichtjes van buitenlanders, er ligt een tent in de hal en er staat een aanhanger in de tuin met een verweerde leeuw er op. Ik droom ‘s nachts van hoe ik met mijn motor door heuvelachtig groen landschap rijdt. Op onbewaakte momenten denk ik in het Engels. Alles duidt er op dat ik weg ben geweest. Ik herinner het me ook levendig. Ik heb het sterke vermoeden dat het echt is geweest. Dat maakt me blij.

Maar iets klopt er niet. Het is alsof mijn ziel onderweg van de motor af gewapperd is en ergens langs de weg in een boom hangt, of dat ik mijn hart ergens op een nachtkastje heb laten liggen. Als ik buiten wandel in de omgeving die ik zo goed ken, voel ik… weinig. De lucht is dik. De geuren anders. Het kost me moeite om diep adem te halen. Een strak korset om mijn borst beperkt mijn ademhaling. Ik zie en hoor de wereld om mij heen bewegen, maar van binnen is het onheilspellend stil. Misschien word ik dadelijk wakker ergens op een bank in een woonkamer van iemand die ik nog maar net ken? Nee, ik ben wakker. Ik ben in Nederland. Ik weet het zeker. Ik ben terug. Of eigenlijk, ik ben verder.