Analoog vs Digitaal: De Patatgeneratie of Xennial

Vanuit de sociologie behoor ik – geboren in 1979 – tot de pragmatische generatie, of lekkerder bekkend: de Patatgeneratie. Gericht op zelfontplooiing en bij gebrek aan discipline en stimulans een neiging tot passiviteit. Als kinderen van de babyboomers gezapig tussen Generatie (ni)X en de Millennials in. Online ging ‘ik’ daarom ook viral als Xennial. De laatste generatie die analoog opgroeide en digitaal volwassen werd.

Wij schreven briefjes in de klas die onderhands doorgegeven werden, we spraken na school af om vier uur bij de ‘Hema-klok’ (een klok op een plein voor de Hema), we belden onze vriendinnen op de huistelefoon en vroegen beleefd aan hun ouders of ze aan de lijn mochten komen. Of we gingen gewoon langs en belden aan. Muziek namen we op van de radio op casettebandjes en speelden we in onze walkman. We speelden uren buiten tot de lantaarnpalen aangingen, dan moesten we naar huis. Onze eerste spelcomputer was een Atari met het spel op een cassettebandje. Een gemaakte foto zag je weken later terug als je het volgeschoten rolletje eindelijk had laten ontwikkelen. De foto ging daarna in een doos.

Wij groeiden op en de digitale wereld groeide mee: Van cassette, naar CD, naar MP3 speler. Van Atari naar Gameboy naar Playstation. Van handgeschreven knip en plak werkstukken, naar een elektrische typemachine, naar MS DOS Wordperfect 5.1.
Ik was 18 en maakte mijn eerste e-mail account. Informatie zochten we in boeken in bibliotheken en toen kwam de zoekmachine Yahoo. Het duurde even voordat ik een mobiele telefoon wilde (‘wat een onzin’), maar binnen de kortste keren was ik verknocht aan smsjes sturen (149 tekens en typen op het numerieke toetsenbord). Alles was nieuw en wij de pioniers, niets was vanzelfsprekend.
Fastforward naar social media en smartphones, naar online streaming en alles in de cloud. E-mail, whatsapp, mijn laptop en telefoon. Ik kan niet meer zonder. Een foto gebruik ik nu ook om dingen te onthouden. Ik leef een digitaal bestaan en ben er zeer comfortabel mee. Anders dan de generatie X voor wie het iets ongewoons blijft.
Tegelijk verlang ik naar notitieboekjes, typemachines, potloden en papier. Ik wil tekeningen maken, brieven schrijven en boeken lezen. Als ik dat tegen iemand zeg die acht jaar jonger is word ik meewarig aangekeken. Zij weten niet beter, hun digitale bestaan is een voldongen feit. Niet iets wat je ontdekt, maar onderdeel van je identiteit. Je doet mee of je bestaat niet. Ik ben ondertussen blij dat mijn puberteit niet online is vastgelegd en de kunst van het selfie-maken of een online imago behouden aan mij voorbij gaat. Daar heb ik geen tijd voor.

Ergens voel ik dat het bijzonder is beide werelden te kennen. Dat het misschien wel handig is, een voorrecht zelfs. Dat deze patatgeneratie misschien iets kan betekenen voor de kloof tussen analoge werkgevers en digitale werknemers. Dat we ouderen de kracht van digitaal kunnen laten ervaren en jongeren de waarde van offline zijn. We spreken beide talen, kunnen verbindingen leggen, krachten verenigen. Maar ja, we zijn ook pragmatisch en passief…