Zwemmen
Het is zover. Na 12 weken borstcrawl les ga ik vandaag voor het eerst ‘echt’ zwemmen bij de club. Ze hebben ons in de les klaar gestoomd om 200 meter achter elkaar te kunnen crawlen zonder te verdrinken. Nu mogen we ons bij de doorgewinterde wekelijkse zwemmers vervoegen.
Daar sta ik dan met mijn nieuwe badmuts en bril. Welke baan wordt het? Bij de les zwom ik in de ‘snelle’ baan, nummer 3, maar hoe ligt het tempo hier? In baan 1 gebeurt er weinig. In baan 2 plonsen net twee onbekende vrouwen en bij baan 3 staat een groepje mannen, waarvan één bekend gezicht van de les.
“Kom hier bij!” nodigt hij me uit. “We doen het rustig aan.” Oké. Ik kijk naar de zes flinke kerels, met flinke armen die stuk voor stuk baan 3 in duiken. Oké. Ik kan altijd nog wisselen en naar baan 2 gaan natuurlijk.
We beginnen met 200 meter inzwemmen. Ik volg. Is dit rustig aan? Ik heb meteen een hoofd als een boei. Als dat maar goed gaat. Minuutje rust. Nog een keer 200 meter. “Ga jij voorop?” Eh, oké.
Het voordeel van voorop lijkt me dat ik het tempo bepaal. Dus ik doe het, kan ik even iets rustiger aan. Na drie banen tikt de zwemmer achter mij een keer mijn tenen aan. Ik denk eerst nog de lijn te raken, maar bij de tweede keer weet ik het zeker. Ga ik te langzaam? Zonder dat ik het wil versnel ik en klauw het water door. Weer een tik. Doet hij dat expres? Waarom gaat hij er niet langs – zoals we bij de les geleerd hebben? Bij het keerpunt probeer ik een glimps van de tenentikker op te vangen. Straks moet hij hoe dan ook niet achter mij zwemmen. Of ik ga naar een andere baan.
Tweehonderd zit er op. Ik hijg. Niet lang na mij is iedereen klaar. “Goed, dat ging lekker. Gaan we nu 300 meter” hoor ik roepen. Oh jezus. Ik kijk even in de baan naast me. De ene vrouw zwemt schoolslag, de andere rugcrawl. De rust straalt er vanaf. Maar ja, ik kom hier om te trainen natuurlijk. Ik laat me mooi niet kennen! Nog niet, maar ga wel achteraan zwemmen. Dan heb ik zeker geen tenentikkers. Daar gaan we.
Het lukt. 300 meter en een persoonlijk record verbroken, maar het kost wel. Had ik al gezegd dat ik eigenlijk niet genoeg gegeten had voor het zwemmen? Vraag ik niet te veel van mezelf?
“Ja jongens, nog een keer 300, daar gaan we.” De eerste mannen schieten weg. Achterop en ik mag van mezelf stoppen als er 200 op zit, beloof ik mezelf. Maar twee anderen willen achteraan. Inclusief de tenentikker. Die wil ik niet achter me hebben, dus hup als vierde weg. We zien wel.
Ik hou ze niet helemaal bij, maar de twee achter mij, liggen nog verder achter. Dat geeft moed. Ik doe niet onder. Maar toch, na 150 meter ben ik stuk. Nog één keer heen en weer en dan mag ik stoppen. Dan kan ik bijkomen terwijl zij doorgaan en dan zien we wel weer. Maar in plaats van te stoppen, keer ik nog eens om. En ik sla de gehele 300 meter weg. En ik hijg niet als ik klaar ben. Ik ben verbaasd.
“3×100 nu, iets meer tempo.” Dat is twee keer heen en weer en dan een korte pauze, en nog eens, en nog eens. Dat heb ik eerder gedaan. Ik duik achter de tenentikker aan en warempel, als ik zou willen zou ik met gemak zíjn tenen aan kunnen tikken. Gebeurt dit echt? Langzaam schuif ik weer een paar plekjes naar voren. Het kost steeds minder moeite. De 6×50 gaat nog makkelijker. Ik zou zo nog een uurtje door kunnen! Dat doe ik niet. Ik heb mijn armen nog nodig om eten klaar te maken.
Als ik het bad voldaan uit kom, reken ik nog eens na: met nog twee afsluitende oefeningen hebben we 1800 meter gezwommen. Borstcrawl. Dik oké! Volgende week weer!